Zijn Ahmadi’s Moslim?

De vraag of de leden van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap moslims zijn of niet, is een belangrijk onderwerp dat vaak tot discussie leidt. Laten we kijken naar de definities van een ‘moslim’ die de Heilige Profeet Mohammed (sa) zelf heeft gegeven en hoe deze van toepassing zijn op de Ahmadiyya Gemeenschap.

De Heilige Profeet (sa) heeft gezegd:

الْمُسْلِمُ مَنْ سَلِمَ الْمُسْلِمُونَ مِنْ لِسَانِهِ وَيَدِهِ

“Een moslim is iemand voor wiens tong en hand andere moslims veilig zijn.” (Sahih Muslim 41, Boek 1, Hadith 69)

In deze overlevering verwijst de ’tong’ naar woorden en de ‘hand’ naar daden. Volgens de Heilige Profeet (sa) is een ware moslim dus iemand voor wiens woorden en daden andere moslims veilig zijn. Ironisch genoeg zijn Ahmadi-moslims juist de grootste slachtoffers van de tong van sommige hedendaagse moslims en worden ze vaak ten onrechte beschuldigd van ongeloof. De Heilige Profeet (sa) heeft bovendien gewaarschuwd:

وَلَعْنُ الْمُؤْمِنِ كَقَتْلِهِ، وَمَنْ رَمَى مُؤْمِنًا بِكُفْرٍ فَهْوَ كَقَتْلِهِ

“Wie een gelovige beschuldigt van ongeloof, staat gelijk aan het vermoorden van die persoon.” (Sahih Bukhari, Volume 8, Boek 78, Hadith 647)

Deze hadith benadrukt de ernst van het beschuldigen van een gelovige van ongeloof (takfir). De Profeet (sa) heeft zelfs gewaarschuwd dat als iemand een ander ten onrechte beschuldigt van ongeloof, deze beschuldiging tot de beschuldiger zelf zal terugkeren (Sahih Bukhari en Sahih Muslim).

Volgens de criteria die de Heilige Profeet (sa) heeft vastgesteld, zijn Ahmadi’s zonder twijfel moslims:

مَنْ صَلَّى صَلاَتَنَا، وَاسْتَقْبَلَ قِبْلَتَنَا، وَأَكَلَ ذَبِيحَتَنَا، فَذَلِكَ الْمُسْلِمُ الَّذِي لَهُ ذِمَّةُ اللَّهِ وَذِمَّةُ رَسُولِهِ، فَلاَ تُخْفِرُوا اللَّهَ فِي ذِمَّتِهِ

“Wie net als ons het gebed verricht, zich richt tot de Qibla tijdens het bidden en van onze geslachte dieren eet, is een moslim en staat onder de bescherming van Allah en Zijn Boodschapper. Bedrieg Allah dus niet door hen te bedriegen die onder Zijn bescherming staan.” (Sahih Bukhari, boek 8, hadith 43)

Ahmadi’s voldoen aan al deze criteria en zijn dus niet alleen moslims, maar staan ook onder de bescherming van Allah en Zijn Profeet (sa). De Heilige Koran waarschuwt eveneens tegen het onterecht bestempelen van anderen als ongelovigen:

يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ إِذَا ضَرَبْتُمْ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ فَتَبَيَّنُوا۟ وَلَا تَقُولُوا۟ لِمَنْ أَلْقَىٰٓ إِلَيْكُمُ ٱلسَّلَـٰمَ لَسْتَ مُؤْمِنًۭا

“O gij die gelooft, wanneer gij voor de zaak van Allah ten strijde trekt, onderzoekt dan grondig en zegt niet tegen iemand die u met de vredesgroet begroet: ‘Gij zijt geen gelovige!'” (4:95)

Een ander voorbeeld uit de Koran is toen een groep Arabieren zei: “Wij geloven”. Allah instrueerde de Profeet (sa) om tegen hen te zeggen:

قُلۡ لَّمۡ تُؤۡمِنُوۡا وَ لٰکِنۡ قُوۡلُوا اَسۡلَمۡنَا وَ لَمَّا یَدۡخُلِ الۡاِیۡمَانُ فِیۡ قُلُوۡبِکُمۡ

“Zeg: ‘Gij gelooft nog niet, maar zegt liever: Wij hebben ons onderworpen; want het geloof is uw hart nog niet binnengedrongen.'” (49:15)

Hoewel deze Arabieren misschien niet het hoogste niveaus van geloof hadden bereikt, gaf Allah hun nog steeds het recht om zichzelf moslim te noemen. Dit illustreert de grote voorzichtigheid die moslims in acht moeten nemen bij het beoordelen van het geloof van anderen.

Bovendien zei de Heilige Profeet (sa):

اكْتُبُوا لِي مَنْ تَلَفَّظَ بِالإِسْلاَمِ مِنَ النَّاسِ

“Maak een lijst met de namen van die mensen die hebben aangekondigd moslims te zijn.” (Sahih Muslim, boek 56, hadith 265)

Dit historische voorbeeld toont aan hoe de Heilige Profeet Mohammed (sa) een inclusieve benadering had. Hij accepteerde mensen als moslims simpelweg op basis van hun verklaring moslim te zijn, zonder additionele voorwaarden op te leggen.

Hazrat Mirza Ghulam Ahmad (as), schreef:

“Vrees de Almachtige God en houd uw tong waarmee u mij een ongelovige noemt in bedwang. Voorwaar, de Almachtige God weet dat ik een moslim ben. Ik getuig dat niemand het waard is te worden aanbeden behalve Allah, de Ene zonder deelgenoot; en ik getuig dat Mohammed Zijn dienaar en Boodschapper is. Vrees Allah en zeg niet dat ik geen moslim ben. Vrees de Koning tot Wie u zult terugkeren.” (Izala-e-Auham, Ruhani Khaza’in, vol. 3, p. 102)

In het licht van de duidelijke leringen van de Heilige Koran en de Ahadith, en de verklaringen van de Stichter van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, is het duidelijk dat Ahmadi’s ware moslims zijn die zich houden aan de fundamentele leringen van de islam. Het is de plicht van elke moslim om voorzichtig te zijn met het bestempelen van anderen als ongelovigen en in plaats daarvan elkaar met respect en broederschap te behandelen.