Finaliteit van Profeetschap
Het finaliteit van de profeetschap van de Heilige Profeet (sa) is een onderwerp van debat. Over het algemeen wordt gelooft dat de Heilige Profeet (sa) de Laatste Profeet is en dat er na hem geen profeet meer kan komen. Echter de Heilige Koran en Ahadith tonen aan dat het enige soort profeetschap dat ten einde is gekomen het wet-dragende profeetschap is.


“Mijn profeetschap komt op geen enkele wijze in botsing met de status van de Heilige Profeet (vzmh) als ‘Het Zegel der Profeten’… Wanneer ik een volledige afspiegeling van de Heilige Profeet (vzmh) ben… en in mijn persoon al zijn voortreffelijkheden en eigenschappen zijn weerspiegeld. Het is dan niet juist om te zeggen dat een afzonderlijke persoon, onafhankelijk van hem, aanspraak heeft gemaakt op het Profeetschap.”
(A Misconception Removed, Ruhani Khazain, vol. 18, 2008, pp. 207-208)
Introductie
Inleiding
De kwestie van de finaliteit van het profeetschap is een onderwerp dat veel discussie en debat heeft opgeroepen binnen de islamitische theologie. De algemeen aanvaarde opvatting onder moslims is dat de Heilige Profeet Mohammed (sa) de laatste profeet was en dat er na hem geen nieuwe profeet meer kan verschijnen. Deze overtuiging is gebaseerd op verschillende verzen uit de Heilige Koran en overleveringen (ahadith) van de Profeet (sa). Echter, een diepgaande analyse van deze bronnen onthult dat deze opvatting mogelijk niet volledig overeenkomt met de ware betekenis en context van de desbetreffende overleveringen.
Diverse perspectieven
Het is belangrijk om te erkennen dat er binnen de islamitische traditie verschillende perspectieven bestaan op de finaliteit van het profeetschap en de terugkeer van Jezus (as). Sommige moslims interpreteren de titel “Khatam-un-Nabiyyin” als een absolute bevestiging van de finaliteit van het profeetschap in alle opzichten, en beschouwen elke suggestie van toekomstige profeten als ketterij. Bovendien benadrukken critici vaak de singulariteit van de profetische status van Mohammed (sa), en beweren dat het toestaan van enige vorm van profeetschap na hem afbreuk doet aan zijn verheven positie. Ze kunnen ook de nadruk leggen op overleveringen waarin de Profeet Mohammed (sa) expliciet ontkende dat er na hem nog profeten zouden komen. In reactie op deze argumenten is het cruciaal om de nadruk te leggen op de contextuele en genuanceerde interpretatie van de relevante Koranische verzen en profetische overleveringen.
Het perspectief van Ahmadi-moslims
Het Ahmadiyya-perspectief op de finaliteit van het profeetschap stelt dat Mohammed (sa) de laatste wetgevende profeet was, maar niet noodzakelijk de laatste profeet in absolute zin. Ze geloven dat er binnen zijn ummah ondergeschikte en afhankelijke profeten kunnen komen die zijn boodschap bevestigen en versterken, zonder nieuwe wetten te brengen. Dit standpunt verzoent het geloof in de komst van de Beloofde Messias als profeet met de islamitische leer van de finaliteit van Mohammed’s (sa) profeetschap. Deze interpretatie, omarmd door Ahmadi-moslims en ondersteund door Koranische exegese en profetische overleveringen, biedt een samenhangend perspectief.
Misvattingen

Het Zegel der Profeten?
وَلٰکِنۡ رَّسُوۡلَ اللّٰہِ وَخَاتَمَ النَّبِیّٖنَ
“Mohammed is niet de vader van één uwer mannen, maar de boodschapper van Allah en het zegel der profeten; Allah heeft kennis van alle dingen.” (33:41)
Er is geen Profeet na mij?
لاَ نَبِيَّ بَعْدِي
“Er is geen profeet na mij” (Sahih Bukhari)


Er is geen Profeet na mij?
لاَ نَبِيَّ بَعْدِي
“Er is geen profeet na mij” (Sahih Bukhari)

Laatste der Profeten?
فَإِنِّي آخِرُ الأَنْبِيَاءِ وَإِنَّ مَسْجِدِي آخِرُ الْمَسَاجِدِ
“Ik ben de Laatste der Profeten en mijn moskee is de Laatste der Moskeeën.” (Sahih Muslim)
Heilige Koran
De Heilige Koran maakt duidelijk dat het profeetschap niet volledig is verzegeld en zich zal voortzetten in de ummah.
Ahadith
Vele Ahadith tonen aan dat Jezus (vzmh) een profeet zou zijn en dat profeetschap zich zou voortzetten in de ummah.
ZEGEL DER PROFETEN

Misvatting 1: Het concept van Khatam-un-Nabiyyin
Een van de meest geciteerde verzen ter ondersteuning van de finaliteit van het profeetschap is vers 33:41 van de Heilige Koran, waarin staat:
مَا كَانَ مُحَمَّدٌ أَبَا أَحَدٍ مِّنْ رِّجَالِكُمْ وَلَٰكِنْ رَّسُوْلَ اللَّهِ وَخَاتَمَ النَّبِيِّينَ ۗ وَكَانَ اللَّهُ بِكُلِّ شَيْءٍ عَلِيْمًا
“Mohammed is niet de vader van één uwer mannen, maar de boodschapper van Allah en het zegel der profeten; Allah heeft kennis van alle dingen.” (Hoofdstuk 33, vers 41)
Het gebruik van “Khatam” in de Arabische literatuur
Het woord “khatam” in de titel “Khatam-un-Nabiyyin” heeft meerdere betekenissen in de Arabische taal. Volgens vooraanstaande Arabische lexicons zoals Lane’s Lexicon en Lisan al-Arab kan “khatam” verwijzen naar een zegel, een ring, het beste, en het laatste. De wortel van het woord “khatam” (خ-ت-م) draagt de kernbetekenis van het verzegelen, afsluiten of voltooien van iets, wat zowel kan verwijzen naar het einde van een proces als naar de authenticatie of bevestiging ervan.
Een onderzoek van het gebruik van het woord “khatam” in de Arabische literatuur onthult een consistent patroon waarbij het, wanneer gebruikt als “Mudaf” (het eerste deel van een genitief constructie), vaak de status, rang en superioriteit van een persoon in zijn vakgebied aanduidt. Voorbeelden hiervan zijn de titels “Khatam-ush-Shu’ara” (Zegel der Dichters) voor Abu Tammam en Al-Mutanabbi, “Khatam-ul-Auliya” (Zegel der Heiligen) voor Hazrat Ali, en “Khatam-ul-Huffaz” (Zegel der Onthouders) voor Ibn Hajar al-Asqalani. In geen van deze gevallen impliceert de titel dat de persoon in kwestie de laatste in zijn categorie was. (“Khatam-ush-Shu’ara” staat vermeld in Wafiyat-ul-Ayan, Volume 1 , “Khatamul Auliya” staat vermeld in Tafsir-e-Saifi, “Khatam-ul-Huffaz” staat vermeld op de titel-pagina van Tabaqat-ul-Mudallisin)
Verschillende prominente klassieke en hedendaagse Korancommentatoren en geleerden hebben de betekenis van “Khatam-un-Nabiyyin” geïnterpreteerd op een manier die consistent is met de hierboven gepresenteerde taalkundige en literaire analyse. Bijvoorbeeld, Imam Fakhr al-Din al-Razi stelt in zijn Tafsir al-Kabir dat de titel verwijst naar de profeet Mohammed (sa) als de laatste van de profeten in de zin van de culminatie en voltooiing van het profeetschap, niet naar een absolute beëindiging ervan. Evenzo betoogt Shah Waliullah Dehlawi in zijn Hujjat Allah al-Baligha dat “Khatam-un-Nabiyyin” de profeet Mohammed (sa) aanduidt als de beste en meest voortreffelijke van de profeten, wiens boodschap universeel en eeuwigdurend is. (Tafheemat-e-Ilahiyya Deel 2 Pagina 85)
Behandeling van tegenargumenten
Een mogelijk tegenargument tegen deze interpretatie is dat de titel “Khatam-un-Nabiyyin” moet worden begrepen in het licht van andere overleveringen waarin de Profeet Mohammed (sa) expliciet ontkende dat er na hem nog profeten zouden komen. Echter, zoals besproken in de voorgaande sectie, moeten dergelijke overleveringen worden geïnterpreteerd in hun specifieke context en in overeenstemming met de bredere Koranische leringen over de continuïteit van goddelijke leiding. Bovendien, als de titel “Khatam-un-Nabiyyin” een absolute ontkenning van toekomstige profeten zou impliceren, zou dit inconsistent zijn met andere islamitische leringen, zoals de voorspelde terugkeer van Jezus (as) als profeet.
De komst van Jezus (as) en de finaliteit van het profeetschap
Een van de meest controversiële en ogenschijnlijk paradoxale aspecten van het islamitische geloof in de finaliteit van het profeetschap is de verwachte terugkeer van Jezus (as) in de laatste dagen. Terwijl de meeste moslims vasthouden aan de overtuiging dat de Profeet Mohammed (sa) de laatste profeet was en dat er na hem geen nieuwe profeet kan verschijnen, geloven ze tegelijkertijd dat Jezus (as), een profeet van God, zal wederkeren. Dit is een schijnbare tegenstrijdigheid en het is belangrijk om een genuanceerde interpretatie te vinden die deze twee geloofsovertuigingen verzoent in het licht van de Koranische leringen.
De terugkeer van Jezus (as) is een fundamenteel geloof in de islamitische eschatologie, geworteld in zowel de Heilige Koran als de profetische overleveringen (ahadith). Volgens de meeste islamitische tradities zal Jezus (as) in de laatste dagen terugkeren om de Antichrist (Dajjal) te verslaan, de islam te versterken en een periode van vrede en rechtvaardigheid te vestigen voorafgaand aan het Laatste Oordeel.
Echter, er bestaan verschillende interpretaties met betrekking tot de precieze aard en implicaties van zijn terugkeer, met name in relatie tot het concept van de finaliteit van het profeetschap. Sommige moslims geloven dat Jezus (as) bij zijn terugkeer zijn status als profeet zal behouden, terwijl anderen beweren dat hij zal terugkeren als een rechtvaardige leider en volgeling van de Profeet Mohammed (sa), zonder de formele rang van profeetschap.
Jezus (as) moet verschijnen als profeet
De Profeet Mohammed (sa) heeft in meerdere authentieke overleveringen verwezen naar de terugkeer van Jezus (as) in de laatste dagen. Bijvoorbeeld: “Er is geen profeet tussen mij en hem, oftewel Jezus, en hij zal nederdalen” (Sunan Abi Dawud, boek 39, hadith 34). Deze overlevering maakt duidelijk dat Jezus (as) bij zijn terugkeer nog steeds de status van een profeet zal hebben. Het is echter cruciaal om te benadrukken dat hij geen nieuwe wet of religie zal brengen, maar zal onderworpen zijn aan de sharia van de Profeet Mohammed (sa) en zal komen om de boodschap van de Islam te versterken en te bevestigen.
In een andere overlevering, overgeleverd in Sahih Muslim, verwijst de Profeet Mohammed (sa) vier keer naar de terugkerende Jezus als “Jezus, de Profeet van Allah” (Sahih Muslim, Vol. 4, p. 2254). Dit is een duidelijke indicatie dat de Jezus die in de laatste dagen zal verschijnen, een profeet van God zal zijn, onderworpen aan en voortbouwend op de missie van de Profeet Mohammed (sa).
Verzoening van de finaliteit van het profeetschap en de terugkeer van Jezus (as)
Om deze schijnbare paradox op te lossen, is het essentieel om de finaliteit van het profeetschap te begrijpen in termen van wetgeving en de onafhankelijke status van een profeet, niet als een absolute ontkenning van de mogelijkheid van toekomstige profeten. De Profeet Mohammed (sa) was inderdaad de laatste profeet die een nieuwe wet bracht en een onafhankelijke religie stichtte. Echter, dit sluit niet de komst uit van ondergeschikte profeten die volledig trouw zijn aan zijn boodschap en binnen het raamwerk van de Islam opereren.
De terugkeer van Jezus (as) als een profeet van God die de missie van de Profeet Mohammed (sa) voortzet en vervult, is dus niet in strijd met het concept van Khatm-e-Nubbuwah, mits zijn profeetschap wordt begrepen als ondergeschikt aan en afhankelijk van dat van de Profeet Mohammed (sa). In deze zin bevestigt en versterkt de terugkeer van Jezus (as) juist de status van de Profeet Mohammed (sa) als de culminatie en het zegel van het profeetschap.
Grammaticale analyse van khatam
De Ahmadiyya Moslim Gemeenschap stelt dat de grammaticale constructie van dit vers haar interpretatie ondersteunt. Het vers bestaat uit twee delen:
- “Mohammed is niet de vader van één uwer mannen”
- “Maar hij is de boodschapper van Allah en het Zegel der Profeten”.
Het eerste deel is een negatieve zin, die wordt gevolgd door een positieve zin, aangegeven met het woord “walakin” (maar). Grammaticaal gezien moeten de zinsdelen voor en na “walakin” tegengesteld zijn. Dit impliceert dat “Zegel der Profeten” moet verwijzen naar de superioriteit en voortreffelijkheid van de Profeet Mohammed (sa), niet naar zijn temporele finaliteit, omdat er geen inherente superioriteit is in het laatste van de profeten zijn.
Wat betreft de qira’at, stellen sommige moslims dat de juiste lezing “Khatim-un-Nabiyyin” is, met een kasra onder de ta, in plaats van “Khatam-un-Nabiyyin” met een fatha op de ta. Qira’at verwijst naar de verschillende recitaties of lezingen van de Qur’an, zoals overgeleverd door verschillende ketens van recitatoren met subtiele variaties in uitspraak en fonetiek. De Ahmadiyya Gemeenschap betoogt dat beide lezingen in wezen dezelfde betekenis overbrengen. “Khatam” (zegel) is een Ism Alah (abstract zelfstandig naamwoord), terwijl “Khatim” (verzegelen) een Ism Fa’il (actief deelwoord) is, maar beide verwijzen naar de functie van het verzegelen en bevestigen.
Een incident met Hazrat Ali (ra) ondersteunt deze visie. Toen Hazrat Ali eens langs een leraar liep die Hazrat Hasan en Husain les gaf, instrueerde hij de leraar om hen “Khatam-un-Nabiyyin” te leren met een fatha op de ta (Durr-e-Manthur, onder 33:40). Volgens Hazrat Mirza Bashiruddin Mahmood Ahmad (ra) toont dit aan dat volgens Hazrat Ali (ra) de lezing met een fatha op de ta de voorkeur had, omdat de lezing met een kasra onder de ta zou kunnen impliceren dat er helemaal geen profeet kan komen na de Profeet Mohammed (sa), zelfs niet een ondergeschikte. (Tafsir Kabir, vol. 10, p. 382)
Concluderend vertaalt de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap “Khatam-un-Nabiyyin” als “Zegel der Profeten” op basis van de primaire betekenis van “khatam” in Arabische woordenboeken, en als “Beste der Profeten” op basis van het idiomatische gebruik ervan. Hoewel ze erkennen dat “khatam” ook “laatste” kan betekenen, betogen ze dat deze interpretatie, wanneer bestudeerd in de context van andere verzen over de komst van profeten, niet kan worden toegepast op “Khatam-un-Nabiyyin” behalve in de zin dat de Heilige Profeet (sa) de laatste wet-dragende profeet is.
De visie van prominente moslimgeleerden op Khatam-un-Nabiyyin
Het standpunt van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap met betrekking tot de betekenis van “Khatam-un-Nabiyyin” (Zegel der Profeten) is niet nieuw, zoals vaak wordt verondersteld door tegenstanders. Door de eeuwen heen hebben verschillende gerespecteerde islamitische geleerden en heiligen soortgelijke interpretaties onderwezen. Hoewel het accepteren van deze geleerden niet verplicht is voor Ahmadi-moslims, zoals het geval is met de Heilige Koran en de overleveringen van de Profeet Mohammed (sa), tonen deze referenties aan dat de Ahmadiyya-interpretatie van het profeetschap niet uniek of ongegrond is.
Hazrat Abu Abdullah Muhammad Bin Ali Hussain Al Hakim Al Tirmidhi stelde: “Hoe kan de glorie en superioriteit van Mohammed (sa) gemanifesteerd worden als we beweren dat Hij de laatste was om te verschijnen? Dit is zonder twijfel een interpretatie van de dwazen en onwetenden.” (Kitab Khatamul Auliya, p. 341)
Vele andere prominente geleerden deelden deze visie op de titel “Khatam-un-Nabiyyin”:
- Hazrat Imam Mulla Ali Qari: “Als Ibrahim (as) had geleefd, zou hij een profeet zijn geweest, en evenzo zou Umar (ra) een profeet zijn geweest. Zij zouden volgelingen zijn van de Profeet Mohammed (sa), zoals Isa, Khidr en Ilyas (as). Dit is niet in tegenspraak met het goddelijke woord ‘Khatam-un-Nabiyyin’, wat betekent dat er geen profeet zal zijn die zijn wet zal afschaffen of niet tot zijn volgelingen zal behoren.” (Al Asrar al Marfuah fil Akhbar al Mawduah, p. 192)
- Hazrat Imam Jalal-ud-Din: “Wie zegt dat hij geen profeet zal zijn, toont ongeloof.” (Hujjatul Karamah, p. 431)
- Hazrat Shah Waliullah Muhaddith (Mujaddid van de 12e islamitische eeuw): “De beëindiging van het profeetschap met de Profeet Mohammed (sa) betekent dat er na hem geen door God aangestelde hervormer kan komen met een nieuwe wet.” (Tafhimat-e-Ilahiyya, Vol. 2, p. 85)
- Hazrat Mohyuddin Ibn Arabi: “Het profeetschap dat is beëindigd met de Profeet Mohammed (sa), was geen ander dan het wetgevende profeetschap, niet het profeetschap zelf. Dit is de betekenis van ‘waarlijk, het boodschappersambt en profeetschap zijn verzegeld met mij, dus er zal na mij geen boodschapper of profeet zijn’, dat wil zeggen, er zal na mij geen profeet zijn met een andere wet dan die van mij, maar hij zal onderworpen zijn aan mijn wet.” (Futuhat al-Makkiyya, Vol. 2, p. 3)
De stichter van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, Hazrat Mirza Ghulam Ahmad (as), benadrukte ook dat de titel “Khatam-un-Nabiyyin” verwijst naar de perfectie, voortreffelijkheid en superioriteit van de Profeet Mohammed (sa) onder alle profeten. Hij schreef: “Zonder twijfel kan geen mens of engel de goddelijke eigenschappen evenaren die aan de Profeet Mohammed (sa) zijn geschonken.” (Barahin-e-Ahmadiyya, p. 226)
Bovendien verklaarde hij:
“Mijn profeetschap komt op geen enkele wijze in botsing met de status van de Profeet Mohammed (sa) als ‘het Zegel der Profeten’. Wanneer ik een volledige weerspiegeling ben van de Profeet Mohammed (sa), en in mijn persoon al zijn voortreffelijkheden en eigenschappen zijn gereflecteerd, is het dan juist om te zeggen dat een afzonderlijke persoon, onafhankelijk van hem, aanspraak heeft gemaakt op het profeetschap?” (A Misconception Removed, Ruhani Khazain, vol. 18, p. 207-208)
Deze verklaringen onderstrepen het Ahmadiyya-standpunt dat “Khatam-un-Nabiyyin” de unieke en verheven status van de Profeet Mohammed (sa) bevestigt als de culminatie van het profeetschap, zonder de mogelijkheid uit te sluiten van ondergeschikte en afhankelijke profeten binnen zijn ummah die zijn boodschap voortzetten en versterken.
ER IS GEEN PROFEET NA MIJ

Misvatting 2: Er is geen Profeet na mij?
Een vaak aangehaalde overlevering ter ondersteuning van de finaliteit van het profeetschap is de uitspraak van de Profeet Mohammed (sa): “Er is geen profeet na mij” (Sahih al-Bukhari, Kitab-ul-Manaqib, Hadith 3535). Hoewel deze hadith vaak wordt geciteerd door tegenstanders van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, zijn velen zich niet bewust van de specifieke context en achtergrond ervan.
Achtergrond van de hadith
Een zorgvuldige bestudering van de hadithverzamelingen onthult dat deze uitspraak niet als een algemene verklaring moet worden opgevat. De volledige context van de hadith is als volgt: “De Profeet Mohammed (sa) vertrok naar Tabuk en liet Ali (ra) achter als zijn plaatsvervanger. Ali zei: ‘Laat u mij achter onder de vrouwen en kinderen?’ De Profeet antwoordde: ‘Bent u niet tevreden dat u voor mij bent zoals Aaron was voor Mozes? Echter, er is geen profeet na mij.'” (Sahih al-Bukhari, Kitab-ul-Maghazi, Hadith 4416)
Deze hadith heeft betrekking op de situatie toen de moslims werden bedreigd door een Romeinse aanval. De Profeet Mohammed (sa) ging met zijn metgezellen naar Tabuk om oorlog te voorkomen en stelde Ali (ra) aan als zijn plaatsvervanger in Medina. Ali (ra), bekend om zijn moed en strijdlust, vond het moeilijk om achter te blijven bij de vrouwen en kinderen terwijl de anderen de vijand onder leiding van de Profeet tegemoet traden.
In deze context troostte de Profeet Mohammed (sa) Ali (ra) door hem te vergelijken met de profeet Aaron (as) in relatie tot de profeet Mozes (as). Net zoals Aaron Mozes’ plaatsvervanger was tijdens zijn afwezigheid, zo was Ali (ra) de plaatsvervanger van de Profeet Mohammed (as). Echter, om het misverstand te voorkomen dat Ali (ra) zelf een profeet was, voegde de Profeet eraan toe: “Maar er is geen profeet na mij.”
Deze woorden waren specifiek bedoeld om te benadrukken dat Ali (ra), hoewel hij de taken van de Profeet overnam tijdens zijn afwezigheid, zelf geen profeet was, in tegenstelling tot Aaron, die wel een profeet was naast Mozes. Het was niet de bedoeling van de Profeet Mohammed (sa) om te verklaren dat er tot de Dag des Oordeels geen enkele profeet meer zou komen, vooral gezien zijn eigen profetieën over de komst van de Messias als een profeet binnen de islamitische ummah.
Grammaticale analyse van de hadith
De Arabische zin “la nabiyya ba’di” (er is geen profeet na mij) bevat het partikel “la”, dat in het Arabisch ook wordt gebruikt voor “la nafi lil-kamal”, wat de perfectie of uitmuntendheid van iets aanduidt door iets anders te ontkennen. Er zijn vergelijkbare voorbeelden van deze grammaticale constructie in andere uitspraken van de Profeet Mohammed, zoals:
- “Er is geen hijrah (migratie) na de verovering van Mekka.” (Sahih al-Bukhari, Kitab-ul-Maghazi, Hadith 4302)
- “Wanneer Chosroes sterft, zal er na hem geen Chosroes zijn, en wanneer Caesar sterft, zal er na hem geen Caesar zijn.” (Sahih al-Bukhari, Kitab-ul-Akhbar, Hadith 3618)
In beide gevallen duidt de ontkenning op een specifieke soort migratie of heerser, niet op een absolute ontkenning van alle toekomstige migraties of heersers. Op dezelfde manier verwijst “Er is geen profeet na mij” naar de finaliteit van het wetgevende profeetschap, niet naar een absolute ontkenning van alle toekomstige profeten.
Bovendien heeft het Arabische woord “ba’di” (na mij) meerdere betekenissen, waaronder “na” in temporele zin en “in tegenstelling tot” of “anders dan”. Volgens de laatste betekenis zou de uitspraak verwijzen naar het feit dat er geen profeet zal komen die in strijd is met of afwijkt van de leer van de Profeet Mohammed (sa), in plaats van een absolute ontkenning van de komst van toekomstige profeten.
Visie van moslimgeleerden
Verschillende gerespecteerde islamitische geleerden en heiligen hebben door de eeuwen heen soortgelijke interpretaties van deze hadith onderwezen. Hoewel het accepteren van hun meningen niet verplicht is, zoals het geval is met de Koran en de authentieke hadith, tonen deze referenties aan dat het Ahmadiyya-perspectief op dit onderwerp niet ongegrond of ongehoord is.
Bijvoorbeeld:
– Hazrat Aisha (ra) instrueerde: “Zeg dat hij (de Profeet Mohammed) Khatam-un-Nabiyyin is, maar zeg niet dat er geen profeet na hem zal zijn.” (Durr-e-Manthur, Vol. 5; Takmilah Majma al-Bihar, p. 85)
– Imam Muhammad Tahir (overleden in 986 AH) verklaarde: “De uitspraak van Aisha verwijst naar de komst van Jezus en is niet in tegenspraak met de hadith ‘Er is geen profeet na mij’, want dit betekent dat er geen profeet zal komen die zijn wet zal afschaffen.” (Takmilah Majma al-Bihar, p. 502)
– Imam Ibn Kathir (overleden in 774 AH) schreef: “Wat de Profeet bedoelde met ‘Er is geen profeet na mij’ is dat er geen profeet zal komen die afschaft wat ik heb gebracht.” (Tafsir Ibn Kathir, Vol. 3, p. 493)
Deze geleerden begrepen de uitspraak “Er is geen profeet na mij” in de context van de finaliteit van het wetgevende profeetschap en de onafhankelijke religieuze autoriteit, niet als een absolute ontkenning van alle toekomstige profeten.
Een zorgvuldige analyse van de context, bewoordingen en grammaticale structuur van de hadith “Er is geen profeet na mij”, evenals de meningen van gerespecteerde islamitische geleerden, tonen aan dat deze uitspraak niet bedoeld was als een absolute ontkenning van alle toekomstige profeten. In plaats daarvan bevestigt het de unieke en verheven status van de Profeet Mohammed (sa) als de laatste wetgevende profeet en de culminatie in hem van het profeetschap, terwijl het de mogelijkheid openhoudt voor ondergeschikte en afhankelijke profeten binnen zijn ummah die zijn boodschap voortzetten en versterken.
LAATSTE DER PROFETEN

Misvatting 3: Laatste der Profeten?
In discussies over de finaliteit van het profeetschap in de Islam wordt vaak een uitspraak aangehaald waarin de Profeet Mohammed (sa) zichzelf beschrijft als de “laatste van de profeten”. Echter, deze uitspraak wordt vaak onvolledig geciteerd, waardoor de context en volledige betekenis ervan verloren gaan. De complete uitspraak luidt als volgt:
“Ik ben de laatste van de profeten, en mijn moskee is de laatste van de moskeeën.” (Sunan an-Nasa’i, Boek 8, Hadith 7 en Sahih Muslim, boek 15, hadith 580)
Om de ware betekenis van deze hadith te begrijpen, is het cruciaal om beide delen van de uitspraak in samenhang te beschouwen. Als de term “laatste” in beide gevallen dezelfde betekenis draagt, dan moet de interpretatie consistent zijn. Het is duidelijk dat de moskee van de Profeet Mohammed (sa) niet letterlijk de laatste moskee is die ooit gebouwd zal worden, aangezien er tot op de dag van vandaag talloze moskeeën zijn verrezen. In plaats daarvan verwijst de term “laatste” hier naar de ongeëvenaarde status en zegeningen van de moskee van de Profeet.
Op dezelfde manier moet de beschrijving van de Profeet Mohammed (sa) als de “laatste van de profeten” worden begrepen in termen van zijn verheven rang en de culminatie van profetische eigenschappen in zijn persoon, niet als een absolute ontkenning van de mogelijkheid van toekomstige profeten binnen zijn ummah (gemeenschap).
Deze interpretatie wordt ondersteund door een overlevering van Abu Hurairah (ra), een prominent metgezel van de Profeet Mohammed (sa), die in Sahih Muslim is opgenomen:
“Abu Hurairah zei: ‘Het gebed in de moskee van de Boodschapper van Allah (sa) is beter dan duizend gebeden in enige andere moskee, behalve de Heilige Moskee (in Mekka), want de Boodschapper van Allah is de laatste van de profeten en zijn moskee is de laatste van de moskeeën.” (Sahih Muslim, Hadith 1394)
In zijn commentaar op de uitspraak van de Profeet Mohammed (sa) benadrukt Abu Hurairah (ra) de superieure status en beloning verbonden aan het bidden in de moskee van de Profeet (sa), wat aangeeft dat de term “laatste” hier verwijst naar rang en voortreffelijkheid, niet naar temporele finaliteit.
Door de volledige context en bewoordingen van deze overleveringen te beschouwen, wordt duidelijk dat de beschrijving van de Profeet Mohammed (sa) als de “laatste van de profeten” niet bedoeld was als een absolute ontkenning van de mogelijkheid van toekomstige profeten. In plaats daarvan bevestigt het zijn unieke status als de culminatie van profetische eigenschappen en de ongeëvenaarde zegeningen verbonden aan het volgen van zijn voorbeeld.
Deze interpretatie stelt moslims in staat om trouw te blijven aan de fundamentele islamitische doctrine van de finaliteit van het profeetschap van Mohammed (sa), terwijl ze tegelijkertijd openstaan voor het concept van ondergeschikte en afhankelijke profeten binnen zijn ummah, zoals uiteengezet in de Ahmadiyya-geloofsleer.
Conclusie
De diepgaande analyse van de Koranische verzen, overleveringen en meningen van prominente islamitische geleerden met betrekking tot de concepten van Khatamun Nabiyeen, “Er is geen profeet na mij” en “Ik ben de laatste der profeten” onthult dat de algemeen aanvaarde interpretatie van deze termen als een absolute beëindiging van het profeetschap na de Profeet Mohammed (sa) op misverstanden berust.
Een zorgvuldige bestudering van de context, bewoordingen en grammaticale structuur van deze uitdrukkingen, evenals de meningen van gerespecteerde geleerden, toont aan dat ze in werkelijkheid verwijzen naar de unieke en verheven status van de Profeet Mohammed (sa) als de laatste wetgevende profeet en de culminatie van profetische eigenschappen, zonder de mogelijkheid uit te sluiten van toekomstige ondergeschikte en afhankelijke profeten binnen zijn ummah.
De Heilige Koran en authentieke overleveringen van de Profeet Mohammed (sa) ondersteunen duidelijk het concept van de voortzetting van het profeetschap na hem, op voorwaarde dat deze profeten volledig onderworpen zijn aan zijn leringen en geen nieuwe wet of religieuze orde brengen. Dit wordt geïllustreerd door profetieën over de terugkeer van Jezus (as), die wordt beschreven als een profeet die de boodschap van de Islam zal versterken en vernieuwen.
Door vast te houden aan de doctrine van de finaliteit van het wetgevende profeetschap, terwijl men de deur openlaat voor goddelijk geïnspireerde hervorming en spirituele leiding, biedt de Ahmadiyya-interpretatie van deze kwesties een evenwichtig en holistisch perspectief dat trouw blijft aan de fundamentele leringen van de Islam en tegelijkertijd hun blijvende relevantie en transformatieve kracht voor de hedendaagse wereld bevestigt.